donderdag 3 november 2011

Verwerkingsopdracht 1: recensie over Joe Speedboot door Tommy Wieringa, klas 5

Joe Speedboot
Door Romy de Block, 5c

Algemene informatie
Titel: Joe Speedboot
Auteur: Tommy Wieringa
Plaats van uitgave: De bezige bij
Jaar van uitgave: 2010
Jaar van eerste uitgave: 2005
Aantal pagina’s: 316
Genre: roman

Korte samenvatting
De tiener Fransje Hermans is net - permanent - in een rolstoel beland. Hij was in slaap gevallen in een maisveld en werd vervolgens overreden door het wiel van een cyclomaaier. Hij kan alleen zijn rechterarm nog bewegen en niet meer verstaanbaar praten. Het verhaal wordt verteld vanuit zijn gedachtes en fantasieën en begint in een ziekenhuis in het fictieve dorpje Lomark, wanneer Fransje tweehonderd dagen niet bij kennis is geweest, al hoort hij alles wat er gezegd wordt. Zo hoort hij van een zekere leeftijdsgenoot genaamd 'Joe Speedboot'. Diens vader stierf toen hij tijdens de verhuizing naar Lomark door de vooruit van de verhuiswagen vloog, toen die een huis binnenreed. Sinds Joe in Lomark woont, zijn er om de zoveel tijd enorme ontploffingen te horen. Een jaar later is er een kermis in het stadje en Fransje wordt door zijn broers Dirk en Sam in een oude verlaten boerderij gezet, omdat ze hem niet mee willen nemen naar de kermis. Wat ze niet weten is dat Joe hier zijn bommen maakt. Zo begint een vriendschap tussen Fransje, Joe, de sprekend op Heinrich Himmler lijkende Christof (hij woonde in het huis waar de vrachtwagen binnenreed en is Joe's beste vriend) en Engel (hij helpt Fransje met plassen omdat Fransje zelf te spastisch is om goed te richten). Het boek vertelt het verhaal van vriendschap, liefde, rivaliteit, de eindeloze fantasie van vier jongens en hun gedeelde bewondering voor het uit Zuid-Afrika naar Lomark verhuisde meisje PJ Eilander. Eén voor één zien ze hun dromen vervallen in illusies.

Informatie over de schrijver
Joe Speedboot is geschreven door Tommy Wieringa. Wieringa heeft een tijd op de Antillen gewoond en terug in Nederland, studeerde hij geschiedenis in Groningen en journalistiek in Utrecht. Hij werkte  onder meer als aanstekerverkoper op de markt en als lokettist bij de spoorwegen. Hij heeft een ook tijdje in een band gezeten, genaamd Donskoy. Tommy heeft nog drie andere boeken geschreven: Alles over Tristan (roman, 2002), Ik was nooit in Isfahaan (reisverhalen, 2006) en De dynamica van begeerte (essays, 2007).


Prijzen
Joe Speedboot werd genomineerd voor de AKO Literatuurprijs, de Gouden Uil, de Libris Literatuur Prijs, de Literatuurprijs Gerard Walschap, NS Publieksprijs en de Prijs voor het mooiste boekomslag. IJswater Films begon in 2005 met de voorbereidingen van een verfilming, maar na een groot meningsverschil heeft de rechter besloten dat de verfilming niet door mocht worden gezet.


Mijn mening
Mijn verwachtingen van het boek waren heel hoog. Ik had van veel mensen enorm positieve berichten gehoord over het boek. Het boek is in 2005 voor het eerst uitgegeven, dus vrij actueel. Omdat het boek zo goed bekend stond, heb ik besloten om het te gaan lezen.
Toen ik eenmaal de eerste honderd bladzijden had gelezen, vielen mijn verwachtingen zwaar tegen. Er gebeurde niet veel interessante dingen, maar door alle positieve berichten heb ik besloten toch door te lezen. Na weer honderd bladzijden gelezen te hebben, was er nog steeds niks gebeurd, waarvan ik dacht dat het interessant was. Ik heb wel besloten om door te lezen, omdat ik een enorm onverwachte wending van het verhaal verwachtte. Weer werd mijn verwachting niet waargemaakt.
Mijn uiteindelijke mening over het boek is weinig interessant, maar wel meeslepend. Dit vind ik, omdat je heel erg mee wordt getrokken in het leven van Fransje, wie ook erg geloofwaardig overkomt. Ook al heeft hij een verlamming, hij houd zich bezig met alledaagse dingen, zoals werk, vrienden, meisjes en seks. Ik denk dat veel mensen denken dat iemand met een verlamming zich niet bezighouden met dingen als ‘normale zaken’. Uit dit boek blijkt dus van wel. Het heeft me goed leren begrijpen, hoe het is om te leven met een verlamming.

Buiten het feit om dat ik het een saai boek vind, denk ik toch dat het goed is als mensen het lezen. Wat ik eerder al zei, het leert je te begrijpen hoe het is om te leven met een verlamming.



Schrijverspaspoort De Aanslag door Harry Mulisch, Klas 4

De Aanslag
Door Romy de Block uit klas 5c

Algemene informatie
Auteur: Harry Mulisch
Titel: De aanslag
Plaats van uitgave:  De bezige bij
Jaar van uitgave: 1982
Jaar van eerste uitgave: 1982
Aantal pagina’s: 254
Genre: roman


Artikel Gorinchem krant
Harry Mulisch, schrijver van een groot aantal literaire werken, is geboren op 29 juli, 1927 in Haarlem. Zijn volledige naam is Harry Kurt Victor Mulisch. Hij groeide op tijdens de Tweede Wereldoorlog. De vader van Mulisch was Oostenrijks-Hongaars en collaboreerde tijdens de Tweede Wereldoorlog, zijn moeder was Duits-joods. De oorlog had een sterke invloed op hem en zijn werk als schrijver.

Op negenjarige leeftijd scheidden zijn ouders, waarna zijn moeder verhuisde naar Amsterdam en later emigreerde naar Californië. Op 2 januari 1996 overleed zij. Harry bleef bij zijn vader wonen in Haarlem. Hij noemde zijn vader vaak K.V.K in latere geschriften. Na de jaren twintig werd zijn vader wat somber, en moest hij met zijn gezin een aantal keer verhuizen, vanwege het dalen van zijn inkomen.

Harry trouwde in 1971 met de kunstenares Sjoerdje Woudenberg. Met haar kreeg hij twee dochters, Anna en Frieda . Vanaf 1989 woonde hij samen met zijn vriendin Kitty Saal, met wie hij een zoon, Menzo, kreeg.

Oeuvre
Mulisch zat op een instituut in Haarlem. Daar heeft hij de kunst van het schrijven geleerd. In de periode van 1933 tot 1939 schreef hij zijn eerste verhaal, De pottenbakker genoemd. Dit ging over een komische gebeurtenis op school.

Wat al eerder genoemd is, is dat Harry zijn inspiratie grotendeels opdeed in de Tweede Wereldoorlog. Mulisch werd voor een groot deel opgevoed door de Duitse huishoudster, Frieda Falk. Hij werd gedeeltelijk in het Nederlands en in het Duits opgevoed. Met deze huishoudster ging Harry, op vierjarige leeftijd, in het najaar van 1931 naar Berlijn. Daar raakte hij verdwaald in het labyrint van de Tiergarten. Mulisch zegt dat dit de plaats en het moment was waarop de voorwaarden voor zijn schrijverschap tot stand kwamen.

Een ander belangrijk thema uit zijn oeuvre is alchemie. Zijn interesse hierin kwam tot stand door het lezen van het jongensboek De ongelooflijke avonturen van Bram Vingerling van Leonard Roggeveen.
Een aantal van zijn bekende boeken zijn De kamer (1947), Archibald Strohalm (1952), Het stenen bruidsbed (1959), Twee vrouwen (1975), De Aanslag (1982) en De ontdekking van de hemel (1992). Zijn laatste roman was Siegfried, verschenen in 2001. In totaal heeft Mulisch 13 romans geschreven en 15 korte proza’s.

Prijzen en benoemingen
Mulisch wordt gezien als een van de belangrijkste naoorlogse Nederlandse schrijvers gezien. Hij wordt tot ‘De Grote Drie’ van de naoorlogse Nederlandse literatuur gerekend. De andere twee uit dit drietal zijn Willem Frederik Hermans en Gerard Reve. Ook heeft Mulisch een groot aantal literaire prijzen in zijn ontvangst genomen, waaronder de Prijs der Nederlandse Letteren, de P.C. Hooft-prijs en, voor zijn boek De ontdekking van de hemel, het beste Nederlandstalige boek allertijden in 2007.

Vaak werd er ook gedacht dat Mulisch de mogelijke winnaar was van de Nobelprijs voor de Literatuur. In 1977 werd Mulisch tot Ridder in de Orde van Oranje-Nassau benoemd. In 1992 werd hij tot Officier bevorderd. Vanwege zijn 70e verjaardag, werd in hij 1997 tot Commandeur in de Orde van de Nederlandse Leeuw benoemd. In 2002 ontving hij het Duitse Bundesverdienstkreuz I. Klasse. Dit was omdat zijn boeken voor bevordering zorgde tussen de Nederlandse en Duitse banden. Bij de verkiezing van De Grootste Nederlander in 2005 kwam Mulisch te staan op nummer 93. Ook stond hij op nummer 10 als de Ergste Nederlander, samen met vader Abraham.  

Mulisch had een gebrek aan zelfrelativering. Dit zag je steeds terug in zijn literaire activiteiten en in uitspraken die hij over zichzelf deed. Zo zei hij in zijn dankwoord, toen hij de P.C. Hooft-prijs had gewonnen: "gevallen, waar de hoogmoed, de arrogantie, de ijdele façade voornamelijk pantseringen zijn tegen een al te opdringerige buitenwereld: pantseringen, waarachter kwetsbare zielen schuilgaan: zielen, die ook maar steeds weer moeten beginnen met een stuk steen, met wat verf in tubes, met mogelijke tonen, of met de verzameling woorden van hun taal, zielloos gerangschikt in het woordenboek. Met iets, kortom, waar iedereen over beschikken kan. Met niets dus eigenlijk."

Overlijden
Op 30 oktober 2010 overleed Mulisch op 83-jarige leeftijd, aan gevolgen van kanker. Op zaterdag 6 november 2010 werd hij begraven op Zorgvlied in Amsterdam. In de Amsterdamse Stadsschouwburg werd voor de begrafenis nog een besloten afscheidsplechtigheid gehouden. Deze plechtigheid werd rechtstreeks uitgezonden door de NOS. Na de plechtigheid werd hij vanaf de Leidsekade over de Prinsengracht en de Amstel naar Zorgvlied gevaren, waar hij begraven werd.




Recensievergelijking de Grote Zaal door Jacoba van Velde, klas 4

De grote zaal
door Romy de Block, 4B

Algemene informatie
Auteur: Jacoba van Velde
Titel: De grote zaal
Plaats van uitgave: Querido’s uitgeverij BV, Amsterdam
Jaar van uitgave: 2010
Druk: 1953
Aantal pagina’s:141
Genre: Roman

Samenvatting
Geertruida van der Veen heeft een attaque gehad, waardoor ze in een rusthuis terecht is gekomen. Na vier dagen kwam ze eindelijk bij en maakte ze kennis met de vrouwen die bij haar in de zaal lagen. Haar dochter, Helena, was uit Parijs, waar ze woont, naar haar moeder toegekomen en verbleef in haar huis. Mevrouw van der Veen huurde voor zij in het rusthuis kwam een kamer. Haar man Willem was jaren geleden overleden, dus haar dochter was nog de enige die ze had. Door de attaque was Mevrouw van der Veen erg verzwakt en kon ze haar linkerbeen niet voelen. Het koste haar ook veel pijn en moeite om uit bed te komen. Er waren in het hele rusthuis 25 vrouwen, maar 9 konden nog hun bed uit. De ziekste mensen lagen op de grote zaal. Als je daar lag wist je eigenlijk al dat het afgelopen was met je. De 9 vrouwen waren elke dag in de zitkamer te vinden. Ze hadden elkaar niet veel te vertellen, omdat ze alles al verteld hadden. Helena kwam 3 keer in de week bij haar moeder langs en moest haar moeders financiële zaken regelen, wat erg moeilijk voor haar was. Helena besloot haar moeder mee te nemen naar de zee, omdat ze daar beiden van hielden. Zonder het te weten was dit haar laatste uitje. Na een korte tijd kwam mevr. van der Veen op de grote zaal terecht. Ze stierf zodra haar dochter er was.

Recensie A
Recensie door: Rein Swart
Nietsontziende beschrijving van het menselijk tekort

In een tijd waarin de kwaliteit van de zorg onder druk staat, is het leerzaam te lezen hoe het er zo’n zestig jaar geleden aan toeging. De 74-jarige Geertruida van der Veen, zeg maar Trui, weet aan het begin van De grote zaal niet dat ze in een rusthuis voor vrouwen ligt. Een verpleegster vertelt haar dat ze er al vier dagen ligt vanwege een attaque.

Trui heeft een dochter, Helena, die overgekomen is uit Parijs waar ze getrouwd is met een kunstschilder. Helena praat de lezer af en toe bij over de toestand van haar moeder, die niet meer uit het rusthuis vandaan zal komen. Een zakelijke mijnheer regelt de financiële afhandeling en verkoopt de meubels van Trui omdat de Sociale Dienst alleen het meest noodzakelijke bijpast.

De leefwereld van Trui wordt bevolkt door de verpleging, maar vooral door andere oude vrouwen: haar buurvrouw, mevrouw Jansen heeft nog één been, mevrouw Blazer heeft ook in Parijs gewoond, mevrouw van Hil is een dikke, dove veelvraat, de magere mevrouw van Bijlevelt lijdt aan toevallen en haaibaai juffrouw Lous is nooit getrouwd geweest. De vrouwen kibbelen in de zitkamer met elkaar als kinderen over wie de doos bonbons half heeft leeggegeten. Sommigen verblijven in de grote zaal, maar Trui en enkele medebewoners slapen in de kleine zaal. De vrouwen strijden zelfs voor een plaatsje in de kleine zaal, omdat het daar gezelliger is. Als je op de grote zaal ligt, gaat het niet goed met je.

Geertruida is ooit getrouwd geweest en vindt het vreselijk om in het middelpunt van de belangstelling te staan. Ze trekt zich bij gebrek aan privacy terug op de wc. Ze is typisch een vrouw die zich opofferde en het niet fatsoenlijk vindt om te klagen. Haar dochter Helena is vrijmoediger. Toen ze eens als meisje heel laat thuis kwam van een vriendje, zei ze tegen haar ongeruste ouders dat ze haar beter niets konden vragen omdat haar antwoord toch niet in goede aarde zou vallen. ‘Zoek een doel,’ zei Helena later tegen haar moeder, ‘maar niet in mij.’ Helena is gewetensvol. Ze wil niets uit het huis van haar moeder zegt ze tegen de huiseigenares als die een en ander meeneemt voordat de inboedel verkocht wordt. Toch is ook Helena eenzaam. De verhalen op de zondagsschool joegen haar al schrik aan: ‘Ik begreep dat ik hierover zwijgen moest om niet voor krankzinnig gehouden te worden. Dat de mens rustig wil leven met illusies en zich niet bewust wil zijn van zijn verschrikkelijke toestand.’ Door teleurstellingen over vriendschappen veranderde Helena, zegt ze zelf, van een spontaan kind in een koele en beheerste jonge vrouw, die eenzamer is mét dan zonder anderen.

Er is in het boek weinig interpunctie, ook niet bij de dialogen zodat je soms uit de context moet opmaken wie wat zegt, maar dat maakt het boek heerlijk ouderwets.
                                                                              
Jacoba van Velde hanteert een rustige pen vol leuke anekdotes – bijvoorbeeld over een vrouw die naar een gemengd rusthuis is gegaan, maar het daar niet beter heeft getroffen – maar schetst daarmee een des te indringender portret van de oude dag. Het boek is in psychologische zin zeker niet gedateerd. De beschreven verhouding tussen moeder en dochter doet zelfs modern aan. De eenzaamheid van de vrouw die achterblijft is van alle tijden, net als het verlangen naar haar overleden man. Het brengt Helena, als ze haar moeder in het rusthuis moet achterlaten, tot de uitspraak: ‘Quel ennui la vie!!’

Het menselijk tekort komt schrijnend tot uiting tijdens een bezoek van de vroegere huiseigenares. Deze bedenkt zich tijdens een stilte opeens dat ze nog een andere afspraak heeft. Trui blijft achter met het gevoel dat ze voor de wereld niet meer bestaat. Zo gaat dat in het leven.

Wie in het kader van Nederland Leest van het ongekunstelde De gelukkige klas van Theo Thijssen heeft genoten zal ook De grote zaal koesteren.

Recensie B
Door Ronneke van der Genugten

AMSTERDAM -  Beklemmend, dwingend tot nadenken, deprimerend maar ook poëtisch mooi. De Grote Zaal van Jacoba van Velde is een klein boekje dat grote indruk maakt. Eind oktober gaat de landelijke campagne Nederland Leest weer van start. Van 22 oktober tot en met 19 november wordt iedereen uitgenodigd om met elkaar in discussie te gaan over dit boek van Jacoba van Velde.

Om ons alvast voor te bereiden op deze gesprekken zijn wij voor u alvast in het verhaal gedoken.

De roman De grote zaal, over eenzaamheid, ouderdom en de dood, werd in 1953 met dubbele gevoelens ontvangen. Enerzijds werd het moeder-dochter verhaal als een prachtige roman bejubeld. Anderzijds werd het schrijven van Jacoba van Velde gezien als een sociale aanklacht tegen de – toen nog bestaande – rusthuizen.

In De grote zaal beschrijft Van Velde deels autobiografisch het verhaal van haar moeder, die ook genoodzaakt werd om haar laatste periode op aarde in een rusthuis door te brengen. Het verhaal van Mevrouw van der Veen, afgewisseld door korte hoofdstukken over haar dochter Helena, is drukkend. De wantoestanden in het rusthuis; geen tijd om buiten te wandelen, een benauwde bezoekersruimte, een bezoek aan het toilet is alleen mogelijk als het personeel daar tijd voor heeft, maar vooral het besef dat je nóóit meer 1 minuutje alleen kunt zijn, én het besef dat je als oude vrouw alleen nog maar lastig gevonden wordt, het is te triest voor woorden. Maar het verhaal kent ook een mooie kant. De relatie van mevrouw van der Veen met haar –in Parijs wonende- dochter Helena wordt prachtig neergezet in een verrassende dialoogvorm.

Vanaf de eerste alinea tot de laatste voel je tot in je tenen mee met deze dame die maar één grote angst kent in het rusthuis: de grote zaal. Want als je daar eenmaal ligt, kom je er nooit meer weg. Hoewel de belevenissen in 1953 zijn opgetekend zou het verhaal zich ook in deze eeuw hebben kunnen afspelen. Alle vormen van menselijk verval komen aan bod en de emoties die hierbij vrij komen grijpen de lezer naar de keel.

De Grote zaal werd in 1953 in eerste druk uitgegeven door Uitgeverij Querido.

Van 22 oktober tot en met 19 november wordt het boek aan alle volwassen, betalende leden van de centrale bibliotheken gratis verstrekt.


Reactie
Mijn mening over dit boek is een realistisch, mooi, maar ook wat saai en vervelende geschreven. Het idee achter het boek vind ik erg mooi, en zoals in recensie B al word gezegd: het dwingt je tot nadenken. Het nadeel van dit boek is dat er in het begin heel veel informatie wordt verteld, maar in het middenstuk wordt eigenlijk niets interessants gezegd. Wat meer aan het eind van boek gebeurt er ineens weer heel veel, met als slot het overlijden van Geertruida.

In recensie A staat een stukje over de manier van schrijven: ‘Er is in het boek weinig interpunctie, ook niet bij de dialogen zodat je soms uit de context moet opmaken wie wat zegt, maar dat maakt het boek heerlijk ouderwets’. Hier ben ik het echter niet helemaal mee eens. De manier waarop de dialogen geschreven zijn, maakt het naar mijn mening niet heerlijk ouderwets, maar eerder vervelend. Eerst wordt er bijvoorbeeld iets verteld wat Helena zegt, dan weer iets dat Geertruida zegt, maar er is geen duidelijke overgang. Er staan geen aanhalingstekens in de zinnen, waardoor je inderdaad vaak goed in de context moet kijken wie wat zegt, waardoor het boek minder goed aan één stuk door te lezen is.

Waar ik het wel mee eens ben uit recensie A, is de beschrijving van het boek:Nietsontziende beschrijving van het menselijk tekort’. De mens kan niet eeuwig leven, maar zodra Geertruida in het rust huis komt, weet ze al dat haar echte leven voorbij is. Ze zal nooit meer alleen zijn, ze zal nooit meer naar huis gaan, en het allerbelangrijkste, ze zal hier doorgaan. Waardoor het boek erg realistisch aandoet, is  omdat niet alles ‘mooier wordt gemaakt’. Het is gewoon de keiharde waarheid van gebrek aan goede zorg voor ouderen in de jaren ‘50.

De beschrijving van het boek uit recensie B, is naar mijn mening goed gevormd. Het is beklemmend, omdat er beschreven word hoe erg het toen voor de ouderen was om in een rusthuis te komen. Het heeft mij ook gedwongen tot nadenken, omdat ik in eerste instantie dacht dat ouderen het beter vonden om naar een rusthuis te gaan, in plaats van thuis blijven wonen. Uit dit boek blijkt het tegenovergestelde. Ook is het erg deprimerend, omdat het echte leven eigenlijk voorbij is voor Geertruida, zodra ze in het rusthuis komt. En als laatste vind ik het vooral poëtisch mooi. Geertruida heeft eigenlijk niets meer om voor te leven, behalve voor Helena, wat blijkt uit het stuk dat Geertruida overlijdt net nadat Helena is aangekomen. Dit beschrijft de mooie relatie tussen moeder en dochter.

Een uitspraak waar ik het niet mee eens ben uit Recensie B is: ‘Vanaf de eerste alinea tot de laatste voel je tot in je tenen mee met deze dame die maar één grote angst kent in het rusthuis: de grote zaal’. De reden waarom in het hier niet mee eens ben, is omdat Geertruida pas op ongeveer op de helft van het boek erachter komt wat de grote zaal eigenlijk is. Dan pas komt ze erachter dat iedereen eerst naar de kleine zaal gaat, en als ze niet meer kunnen lopen of het zo slecht met ze gaat, ze dan pas naar de grote zaal gaan, waar iedereen eigenlijk komt te overlijden.

Recensie Spoorloos (film), klas 4

Spoorloos
Michiel Hickey, Romy de Block, Céline Kamsteeg en Laura van Keulen
26-01-2011, klas 4B

Inhoudsopgave
Titelblad                                                              blz. 1
Inhoudsopgave                                                   blz. 2
Voorwoord                                                          blz. 3
Samenvatting                                                     blz. 4
Informatieverzamelingsmethoden                      blz. 5
Resultaten                                                          blz. 6,7
Conclusie                                                           blz. 8


Voorwoord
Wij willen graag meneer De Groot van De Groot Uitvaartverzorging bedanken voor de medewerking aan een interview. De verschafte informatie is waardevol geweest voor ons onderzoek. Ook willen we meneer Van Leeuwen bedanken, die ook door ons geïnterviewd is. Wij stellen deze medewerking zeer op prijs. Als laatste ook een woord van dank aan het mediatheekpersoneel dat ons toegang verleende tot de mediatheek om daar te kunnen werken.
 Samenvatting
Aan het begin van de film zie je Rex en Saskia samen op weg naar Frankrijk, waar ze samen op vakantie gaan. Het stel stopt bij een tankstation, waar Saskia drinken gaat halen.  Daar ontmoet zij Raymond Lemorne, die haar een sleutelhanger weet aan te smeren voor Rex. Hij lokt haar in zijn auto en weet haar bewusteloos te krijgen door een doekje met chloroform.
Lemorne is een sociopaat, legt hij zelf uit. Je ziet hoe hij de misdaad voorbereidt en plant, zodat er niks fout kan gaan. Het zal ‘de perfecte moord’ worden. Saskia begraaft hij levend. Rex wordt gek van de onwetendheid, want hij heeft al die tijd niks van Saskia gehoord. Hij probeert verder te gaan met zijn leven en na een tijdje zie je hem met zijn nieuwe vriendin, Lieneke.
Intussen vraagt Lemorne of Rex naar Frankrijk wil komen. Rex vertrekt meteen met Lieneke en wacht op Lemorne. Hij komt niet opdagen, teleurgesteld gaat Rex weer op huis aan.
Hij kan Saskia echter niet vergeten en doet een oproep op de landelijke Franse televisie.  Monsieur Lemorne ziet dit en besluit Rex thuis op te halen. Deze twijfelt geen moment en gaat mee naar Frankrijk. Het tweetal sluit een deal. Rex zal te weten komen wat er met zijn vriendin is gebeurd, mits hij hetzelfde ondergaat.
Rex verkiest dit boven eeuwige onwetendheid. Lemorne vertelt hem een deel van zijn  levensverhaal, zodat Rex misschien kan begrijpen hoe hij tot deze moord is gekomen. In de laatste shots zie je hoe Rex in zijn doodskist ligt, en weet dat het zijn laatste minuten zijn…

Het precieze doel van ons onderzoek is om inzicht te krijgen in de gevolgen van levend begraven worden. Hierin willen we de geest, het lichaam en het theoretische deel onderzoeken.

Onze hoofdvraag is:
Hoe lang kun je overleven in een doodskist als je levend begraven wordt, zoals Rex en Saskia?
Onze onderzoekssubvragen zijn:
1. Hoe lang kun je doen met de zuurstof die in de kist zit?
2. Kunnen er andere vroegtijdige doodsoorzaken optreden? Bijvoorbeeld: een hartstilstand door paniek.
3. Kun je uit de doodskist ontsnappen?
4. Is er iets verstandigs wat je kunt doen om dood te vermijden?

Dataverzamelingsmethoden
Onze drie manieren van dataverzameling zijn
1) een interview met Uitvaartverzorging de Groot
Laura en Céline zijn maandagmiddag 17 januari naar De Groot geweest, zij hebben een paar vragen voor ons beantwoord over doodskisten.
Twee vriendelijke mensen wilden onze vragen met plezier beantwoorden.
Het interview duurde een paar minuten, we hadden van tevoren een aantal vragen op papier gezet en tijdens het gesprek vloeide hier nog wat meer uit.
We mochten in hun kantoor zitten en ze hebben het even met ons doorgesproken.

2) een gesprek met Meneer van Leeuwen
Met behulp van de antwoorden van het interview en een beetje hulp van Meneer van Leeuwen heeft Michiel uitgerekend hoelang er met de zuurstof gedaan kan worden.
Meneer van Leeuwen heeft een aantal formules aangeleverd waarmee Michiel het nodige rekenwerk kon uitvoeren.
3) Brainstormsessie
Wij hebben als groep bedacht wat we wilden en hoe we dit wilden. Er is hier ongeveer een half uur voor uitgetrokken en we hebben onze plannen verder uitgewerkt, er zijn een hoop nuttige ideeën tot stand gekomen.
4) Resultaten
Romy heeft met behulp van de resultaten de conclusie gemaakt.


Resultaten
Laura en Céline hebben onder andere in hun interview bij de begrafenisondernemer gevraagd wat ongeveer de afmetingen zijn van een doodskist van een persoon van 1,85 meter. Deze afmetingen die hieruit kwamen waren:
-          Lengte: 195 cm lang

-          Breedte: 60 cm breed

-          Hoogte: 53 cm hoog
De afmetingen van ons slachtoffer kwamen er ongeveer zo uit te zien:
-          Lengte: 185 cm lang

-          Breedte: 50 cm breed

-          Hoogte/diepte: 25 cm diep
Door deze afmetingen met elkaar te vermenigvuldigen en vervolgens de inhoud van de persoon af te trekken van de inhoud van de kist wisten we hoeveel liter lucht er zich in de kist bevindt.
Dit is de som:          
195 * 60 * 53 = 620100 cm3

185 * 50 * 25 = 231250 cm3
620100 – 231250 = 388850 cm3 Lucht.

388850/ 1000 = 388,85 Liter lucht.

Nu volgen er een paar feitjes die we hebben opgezocht. Aan de hand van deze gegevens konden we berekenen hoe lang ons slachtoffer het zou kunnen overleven in de kist, als je kijkt naar het zuurstofverbruik, wat waarschijnlijk de doodsoorzaak zal zijn.
-          Een persoon ademt gemiddeld, als deze kalm is, 13 keer per minuut.

-           De hoeveelheid lucht die we per ademhaling inademen is ongeveer 0,5 liter.

-          We verbruiken per ademhaling 4% zuurstof.

-          In 100% lucht bevindt zich ongeveer 20% zuurstof.

Hiermee gaan we dus tewerk. We beginnen met het uitrekenen van het aantal liter zuurstof in de kist, dit doen we door van onze liters lucht 20% te nemen.

Hieruit volgt: 388,85 L lucht * 0,2  ( kan ook /100 ; *20)  = 77,77 L zuurstof.

Nu gaan we berekenen hoeveel zuurstof we per minuut inademen.

We beginnen met het berekenen van het aantal liter lucht dat we inademen per minuut:

We vermenigvuldigen het aantal keer ademhalen per minuut met de hoeveelheid:

13 X/min * 0,5 L = 6,5 L lucht per minuut.

Nu kijken we hoeveel zuurstof we dan gebruiken per minuut door 4% van de 6,5 L te nemen.

6,5 L * 0,04 (kan ook /100 ; *4) = 0,26 L zuurstof per minuut.

De laatste stap is het berekenen hoe lang je met de zuurstof in de kist doet. Dit doen we door onze hoeveelheid zuurstof te delen door de hoeveelheid zuurstof per minuut, waaruit volgt:

77,77 L / 0,26 L  per min. = 299,1 minuten. Dat is dus ongeveer 5 uur.

Ons slachtoffer zal het dus ongeveer 5 uurtjes volhouden voordat hij overlijdt aan verstikking.

Nu gaan we het hebben over andere mogelijke doodsoorzaken en kijken of er ontsnapping mogelijk is.

Stel dat deze persoon zo’n geluk heeft dat er lucht door de grond en door de kist kan sijpelen, heeft hij nog even zijn tijd. Het duurt namelijk ongeveer 2 tot 3 dagen voor hij zal overlijden aan uitdroging, maar stel dat de psychopaat zo aardig was hem een glaasje water mee te geven, zal hij het nog leuker krijgen en er ongeveer 3 weken liggen!

Verstikking , uitdroging en verhongering zijn echter niet de enige doodsoorzaken, een andere is namelijk een hartstilstand. Hoe gek het ook klinkt zal dit waarschijnlijk aardig wat voorkomen onder degenen die levend zijn begraven. Van de enorme schrik die je krijgt als je ontwaakt in een claustrofobisch makende ruimte kan je hart het namelijk begeven.

Ok, we gaan er nu van uit dat je ontwaakt in een kist onder de grond op ongeveer anderhalve meter diepte en je sterft niet gelijk aan een hartstilstand, wat zou je dan doen? Veel schreeuwen en bewegen heeft natuurlijk geen zin, hoewel je dit waarschijnlijk wel zal doen de eerste paar uur. Als je meer gaat bewegen en schreeuwen heb je meer zuurstof nodig om alles zijn ding te laten doen. Hierdoor stijgt je hartslag en zal je meer gaan ademen per minuut, waardoor je  meer zuurstof verbruikt en minder lang de tijd hebt om te overleven.

Dat idee is dus uitgesloten, tenzij je “Kill Bill “ bent, die een doodskist kapot kan slaan met haar vuisten.

Wel een handig idee is het om te kijken of je je mobieltje nog hebt, waarmee je eventueel de noodlijn kan bellen. Stel je hebt je mobieltje niet, de batterij is op of je hebt geen bereik onder de grond, kun je het beste jezelf rustig houden en een paar keer in het half uur heel hard schreeuwen om zo misschien gehoord te worden.

Conclusie
Zorg dat je zo weinig mogelijk vijanden in je leven hebt, dan is de kans dat je levend begraven wordt erg klein. Als dit nou toch een keer gebeurt, blijf dan rustig. Hoe rustiger je bent, hoe meer zuurstof je overhoudt. Dat zorgt er weer voor dat je langer kan blijven leven. Gemiddeld heb je nog 5 uur te leven in de kist, voordat je stikt. Echter door paniek kun je ook om het leven komen. Met een beetje geluk, zoals een telefoon die het doet in je kist of een bekertje water, heb je een iets grotere kans om te overleven. Toch is de kans op overleven vrij klein, dit hebben we maar weer gezien bij Saskia en Rex.