donderdag 3 november 2011

Recensievergelijking de Grote Zaal door Jacoba van Velde, klas 4

De grote zaal
door Romy de Block, 4B

Algemene informatie
Auteur: Jacoba van Velde
Titel: De grote zaal
Plaats van uitgave: Querido’s uitgeverij BV, Amsterdam
Jaar van uitgave: 2010
Druk: 1953
Aantal pagina’s:141
Genre: Roman

Samenvatting
Geertruida van der Veen heeft een attaque gehad, waardoor ze in een rusthuis terecht is gekomen. Na vier dagen kwam ze eindelijk bij en maakte ze kennis met de vrouwen die bij haar in de zaal lagen. Haar dochter, Helena, was uit Parijs, waar ze woont, naar haar moeder toegekomen en verbleef in haar huis. Mevrouw van der Veen huurde voor zij in het rusthuis kwam een kamer. Haar man Willem was jaren geleden overleden, dus haar dochter was nog de enige die ze had. Door de attaque was Mevrouw van der Veen erg verzwakt en kon ze haar linkerbeen niet voelen. Het koste haar ook veel pijn en moeite om uit bed te komen. Er waren in het hele rusthuis 25 vrouwen, maar 9 konden nog hun bed uit. De ziekste mensen lagen op de grote zaal. Als je daar lag wist je eigenlijk al dat het afgelopen was met je. De 9 vrouwen waren elke dag in de zitkamer te vinden. Ze hadden elkaar niet veel te vertellen, omdat ze alles al verteld hadden. Helena kwam 3 keer in de week bij haar moeder langs en moest haar moeders financiële zaken regelen, wat erg moeilijk voor haar was. Helena besloot haar moeder mee te nemen naar de zee, omdat ze daar beiden van hielden. Zonder het te weten was dit haar laatste uitje. Na een korte tijd kwam mevr. van der Veen op de grote zaal terecht. Ze stierf zodra haar dochter er was.

Recensie A
Recensie door: Rein Swart
Nietsontziende beschrijving van het menselijk tekort

In een tijd waarin de kwaliteit van de zorg onder druk staat, is het leerzaam te lezen hoe het er zo’n zestig jaar geleden aan toeging. De 74-jarige Geertruida van der Veen, zeg maar Trui, weet aan het begin van De grote zaal niet dat ze in een rusthuis voor vrouwen ligt. Een verpleegster vertelt haar dat ze er al vier dagen ligt vanwege een attaque.

Trui heeft een dochter, Helena, die overgekomen is uit Parijs waar ze getrouwd is met een kunstschilder. Helena praat de lezer af en toe bij over de toestand van haar moeder, die niet meer uit het rusthuis vandaan zal komen. Een zakelijke mijnheer regelt de financiële afhandeling en verkoopt de meubels van Trui omdat de Sociale Dienst alleen het meest noodzakelijke bijpast.

De leefwereld van Trui wordt bevolkt door de verpleging, maar vooral door andere oude vrouwen: haar buurvrouw, mevrouw Jansen heeft nog één been, mevrouw Blazer heeft ook in Parijs gewoond, mevrouw van Hil is een dikke, dove veelvraat, de magere mevrouw van Bijlevelt lijdt aan toevallen en haaibaai juffrouw Lous is nooit getrouwd geweest. De vrouwen kibbelen in de zitkamer met elkaar als kinderen over wie de doos bonbons half heeft leeggegeten. Sommigen verblijven in de grote zaal, maar Trui en enkele medebewoners slapen in de kleine zaal. De vrouwen strijden zelfs voor een plaatsje in de kleine zaal, omdat het daar gezelliger is. Als je op de grote zaal ligt, gaat het niet goed met je.

Geertruida is ooit getrouwd geweest en vindt het vreselijk om in het middelpunt van de belangstelling te staan. Ze trekt zich bij gebrek aan privacy terug op de wc. Ze is typisch een vrouw die zich opofferde en het niet fatsoenlijk vindt om te klagen. Haar dochter Helena is vrijmoediger. Toen ze eens als meisje heel laat thuis kwam van een vriendje, zei ze tegen haar ongeruste ouders dat ze haar beter niets konden vragen omdat haar antwoord toch niet in goede aarde zou vallen. ‘Zoek een doel,’ zei Helena later tegen haar moeder, ‘maar niet in mij.’ Helena is gewetensvol. Ze wil niets uit het huis van haar moeder zegt ze tegen de huiseigenares als die een en ander meeneemt voordat de inboedel verkocht wordt. Toch is ook Helena eenzaam. De verhalen op de zondagsschool joegen haar al schrik aan: ‘Ik begreep dat ik hierover zwijgen moest om niet voor krankzinnig gehouden te worden. Dat de mens rustig wil leven met illusies en zich niet bewust wil zijn van zijn verschrikkelijke toestand.’ Door teleurstellingen over vriendschappen veranderde Helena, zegt ze zelf, van een spontaan kind in een koele en beheerste jonge vrouw, die eenzamer is mét dan zonder anderen.

Er is in het boek weinig interpunctie, ook niet bij de dialogen zodat je soms uit de context moet opmaken wie wat zegt, maar dat maakt het boek heerlijk ouderwets.
                                                                              
Jacoba van Velde hanteert een rustige pen vol leuke anekdotes – bijvoorbeeld over een vrouw die naar een gemengd rusthuis is gegaan, maar het daar niet beter heeft getroffen – maar schetst daarmee een des te indringender portret van de oude dag. Het boek is in psychologische zin zeker niet gedateerd. De beschreven verhouding tussen moeder en dochter doet zelfs modern aan. De eenzaamheid van de vrouw die achterblijft is van alle tijden, net als het verlangen naar haar overleden man. Het brengt Helena, als ze haar moeder in het rusthuis moet achterlaten, tot de uitspraak: ‘Quel ennui la vie!!’

Het menselijk tekort komt schrijnend tot uiting tijdens een bezoek van de vroegere huiseigenares. Deze bedenkt zich tijdens een stilte opeens dat ze nog een andere afspraak heeft. Trui blijft achter met het gevoel dat ze voor de wereld niet meer bestaat. Zo gaat dat in het leven.

Wie in het kader van Nederland Leest van het ongekunstelde De gelukkige klas van Theo Thijssen heeft genoten zal ook De grote zaal koesteren.

Recensie B
Door Ronneke van der Genugten

AMSTERDAM -  Beklemmend, dwingend tot nadenken, deprimerend maar ook poëtisch mooi. De Grote Zaal van Jacoba van Velde is een klein boekje dat grote indruk maakt. Eind oktober gaat de landelijke campagne Nederland Leest weer van start. Van 22 oktober tot en met 19 november wordt iedereen uitgenodigd om met elkaar in discussie te gaan over dit boek van Jacoba van Velde.

Om ons alvast voor te bereiden op deze gesprekken zijn wij voor u alvast in het verhaal gedoken.

De roman De grote zaal, over eenzaamheid, ouderdom en de dood, werd in 1953 met dubbele gevoelens ontvangen. Enerzijds werd het moeder-dochter verhaal als een prachtige roman bejubeld. Anderzijds werd het schrijven van Jacoba van Velde gezien als een sociale aanklacht tegen de – toen nog bestaande – rusthuizen.

In De grote zaal beschrijft Van Velde deels autobiografisch het verhaal van haar moeder, die ook genoodzaakt werd om haar laatste periode op aarde in een rusthuis door te brengen. Het verhaal van Mevrouw van der Veen, afgewisseld door korte hoofdstukken over haar dochter Helena, is drukkend. De wantoestanden in het rusthuis; geen tijd om buiten te wandelen, een benauwde bezoekersruimte, een bezoek aan het toilet is alleen mogelijk als het personeel daar tijd voor heeft, maar vooral het besef dat je nóóit meer 1 minuutje alleen kunt zijn, én het besef dat je als oude vrouw alleen nog maar lastig gevonden wordt, het is te triest voor woorden. Maar het verhaal kent ook een mooie kant. De relatie van mevrouw van der Veen met haar –in Parijs wonende- dochter Helena wordt prachtig neergezet in een verrassende dialoogvorm.

Vanaf de eerste alinea tot de laatste voel je tot in je tenen mee met deze dame die maar één grote angst kent in het rusthuis: de grote zaal. Want als je daar eenmaal ligt, kom je er nooit meer weg. Hoewel de belevenissen in 1953 zijn opgetekend zou het verhaal zich ook in deze eeuw hebben kunnen afspelen. Alle vormen van menselijk verval komen aan bod en de emoties die hierbij vrij komen grijpen de lezer naar de keel.

De Grote zaal werd in 1953 in eerste druk uitgegeven door Uitgeverij Querido.

Van 22 oktober tot en met 19 november wordt het boek aan alle volwassen, betalende leden van de centrale bibliotheken gratis verstrekt.


Reactie
Mijn mening over dit boek is een realistisch, mooi, maar ook wat saai en vervelende geschreven. Het idee achter het boek vind ik erg mooi, en zoals in recensie B al word gezegd: het dwingt je tot nadenken. Het nadeel van dit boek is dat er in het begin heel veel informatie wordt verteld, maar in het middenstuk wordt eigenlijk niets interessants gezegd. Wat meer aan het eind van boek gebeurt er ineens weer heel veel, met als slot het overlijden van Geertruida.

In recensie A staat een stukje over de manier van schrijven: ‘Er is in het boek weinig interpunctie, ook niet bij de dialogen zodat je soms uit de context moet opmaken wie wat zegt, maar dat maakt het boek heerlijk ouderwets’. Hier ben ik het echter niet helemaal mee eens. De manier waarop de dialogen geschreven zijn, maakt het naar mijn mening niet heerlijk ouderwets, maar eerder vervelend. Eerst wordt er bijvoorbeeld iets verteld wat Helena zegt, dan weer iets dat Geertruida zegt, maar er is geen duidelijke overgang. Er staan geen aanhalingstekens in de zinnen, waardoor je inderdaad vaak goed in de context moet kijken wie wat zegt, waardoor het boek minder goed aan één stuk door te lezen is.

Waar ik het wel mee eens ben uit recensie A, is de beschrijving van het boek:Nietsontziende beschrijving van het menselijk tekort’. De mens kan niet eeuwig leven, maar zodra Geertruida in het rust huis komt, weet ze al dat haar echte leven voorbij is. Ze zal nooit meer alleen zijn, ze zal nooit meer naar huis gaan, en het allerbelangrijkste, ze zal hier doorgaan. Waardoor het boek erg realistisch aandoet, is  omdat niet alles ‘mooier wordt gemaakt’. Het is gewoon de keiharde waarheid van gebrek aan goede zorg voor ouderen in de jaren ‘50.

De beschrijving van het boek uit recensie B, is naar mijn mening goed gevormd. Het is beklemmend, omdat er beschreven word hoe erg het toen voor de ouderen was om in een rusthuis te komen. Het heeft mij ook gedwongen tot nadenken, omdat ik in eerste instantie dacht dat ouderen het beter vonden om naar een rusthuis te gaan, in plaats van thuis blijven wonen. Uit dit boek blijkt het tegenovergestelde. Ook is het erg deprimerend, omdat het echte leven eigenlijk voorbij is voor Geertruida, zodra ze in het rusthuis komt. En als laatste vind ik het vooral poëtisch mooi. Geertruida heeft eigenlijk niets meer om voor te leven, behalve voor Helena, wat blijkt uit het stuk dat Geertruida overlijdt net nadat Helena is aangekomen. Dit beschrijft de mooie relatie tussen moeder en dochter.

Een uitspraak waar ik het niet mee eens ben uit Recensie B is: ‘Vanaf de eerste alinea tot de laatste voel je tot in je tenen mee met deze dame die maar één grote angst kent in het rusthuis: de grote zaal’. De reden waarom in het hier niet mee eens ben, is omdat Geertruida pas op ongeveer op de helft van het boek erachter komt wat de grote zaal eigenlijk is. Dan pas komt ze erachter dat iedereen eerst naar de kleine zaal gaat, en als ze niet meer kunnen lopen of het zo slecht met ze gaat, ze dan pas naar de grote zaal gaan, waar iedereen eigenlijk komt te overlijden.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten